Welk boek moet je absoluut lezen? En welke kun je gerust overslaan? Wie ziet door de bomen van de literatuur het bos nog? Misschien moet je helemaal geen boeken meer lezen. Een van mijn leerlingen schreef dat in een repetitie vlak voor de vakantie. Dat lees je dan op het moment dat je die leerling niet meer ziet. Nu schiet het mij opeens weer te binnen, kort voor de start van de nieuwe cursus. Misschien zie ik haar volgende week weer en dan herinner ik me haar opmerking.
Ze suggereerde dat het lezen van boeken (vooral oude) een hobby van leraren Nederlands is, waar je leerlingen niet meer mee moet belasten. Misschien is de opmerking zo vanzelfsprekend dat je niet al te veel moeite neemt om er serieus op in te gaan: als je jong bent, weet je veel dingen gewoon nog niet. Maar dat is te gemakkelijk.
______________________________________________________________
Biografie of niet
Soms hindert kennis van het leven van de auteur bij het begrijpen van diens werk. Soms verheldert het!
Ik vertelde aan leerlingen over het dodelijk schot dat Gerrit Achterberg loste. Daarna gingen voor leerlingen alle gedichten waarin het ging over de gestorven, onbereikbare geliefde natuurlijk over het slachtoffer van de schietpartij. Ook al van ver voor genoemd wapenfeit. Dichter/dominee Jaap Zijlstra kwam uit de kast en daarna las je opeens al zijn poëzie totaal anders. En Anna Enquist moest al voor het verongelukken van haar dochter haar kinderen losmaken uit haar eigen leven, zoals elke ouder dat moet.
Ik blader nog weer eens door ‘Nieuw Kommentaar (ja, met een k) op Achterberg’ en zie allerlei pogingen om het werk van Achterberg te duiden. Collega-dichter Martinus Nijhoff schrijft een mooi essaytje onder de bescheiden titel Over Gerrit Achterberg en zijn poëzie, – wat goed beschouwd natuurlijk de vlag is die alle vierentwintig essays dekt – en hij merkt op: “Het persoonlijk motief, dat de sleutel blijft tot het verstaan van al Achterbergs poëzie, is de gestorven geliefde met wie hij ononderbroken spreekt en in contact staat.” Al zijn poëzie dus, ook van voor het schietincident.
Mooi vind ik dat trouwens, dat de grote Nijhoff wél poëzie van anderen leest, terwijl hij van Achterberg zegt dat hij bij een bezoek “terstond over dichtkunst” spreekt, “Let wel, niet over dichters en hun verrichtingen, zoals de meeste dichters doen, – want Achterberg leest zelden gedichten -, maar over de dichtkunst zelf, … ”
Zijn dat de echt grote, die alleen hun eigen werk lezen?
17 augustus 2020
_________________________________________________________________________
Vertalen
Van een oud-collega kreeg ik een link door naar een bericht waarin gemeld werd dat er een Groningse vertaling van een aantal gedichten van Gerrit Achterberg verschenen is. Fré Schreiber en Hans Werkman zijn daarmee bezig geweest. Ik ben dan direct benieuwd hoe bepaalde bekende regels zijn vertaald. ‘Zij kent de onderkant van kast en ledikant’ en ‘symbolen worden tot cymbalen in de ure des doods…’ en ‘de blauwe boerderij een dichte kluis’ enzovoort. Mijn volgende gedachte is: kun je dit überhaupt vertalen? Kun je poëzie vertalen? En dan bedoel ik niet alleen de woordkeus en de zinsbouw, maar zelfs subtiele binnenrijm en alliteratie in ‘-bolen’ en ‘-balen’? En dan nog zo’n tegendraadse woordkeus als ‘mijn vader celebreerde er de mis’: waarom opeens zo’n deftig woord als celebreren? Achterberg heeft daar zijn redenen voor gehad, maar hoe neem je dat in de vertaling in het Gronings of Engels of whatever mee? Ik ben ervan overtuigd dat het Gronings een geweldige woordenschat heeft en misschien ook voldoende nuance kan laten zien in welke poëtische gedachte dan ook, maar kun je in die taal (!) ook de bijzondere wending meenemen van een boer die zijn koeien voert naar het hoogkerkelijke opdragen van een mis, en daar dan het passende woord voor kiest? Ik weet het niet.
Poëzie is niet te vertalen, beweer ik.
Je kunt de heren Schreiber en Werkman er trouwens niet van beschuldigen dat ze te blank zijn om de gedichten van Achterberg te vertalen…
En dan nog over vertalen… Opnieuw probeer ik me een weg te banen door het boek Gilead van Marilynne Robinson, omdat het boek nu eenmaal in mijn kast staat, omdat ik er bij eerste lezing echt niet door kwam, omdat ik wel lovende besprekingen van haar werk zie, omdat ze onlangs in de Volkskrant werd geïnterviewd , omdat ik dan toch wil weten wat ik mis als ik haar werk niet lees.
Dus een tweede poging. Ik blijf weer steken na ongeveer 75 bladzijden en ik vraag me af: kan het aan de vertaling liggen? Dus ik zoek recensies na en vraag me af of iemand daar opmerkingen over maakt. Nee, niemand heeft daar commentaar op. Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat het moeizaam vertelde achteraf-belevend-ik-verhaal soepeler geklonken heeft in het Engels. De ik-persoon spreekt zijn zoon aan en vertelt over zichzelf en zijn vader (‘jouw grootvader’) en springt dan weer naar het heden en breit zinnen aan elkaar in een soort stream of consciousness. Misschien allemaal volgens de regels der kunst gedaan, maar waarom is het zo moeilijk leesbaar? En als ik dan zo mijn best moet doen om de aandacht erbij te houden, irriteert het me dat recensenten wel zo’n rijkdom aan gedachten zien. En zulke pareltjes van vertelkunst. en treffende observaties.
Misschien moet ik maar eens een derde poging doen.
lente, 20 maart 2021
___________________________________________________________
Franco Faggiani – Het jaar dat Shizo Kanakuri verdween
Waarom een boek ‘Boek van de Maand’ bij DWDD werd, heeft meer met commercie en promotie dan met literaire kwaliteit te maken, merk ik. Want over het literaire gehalte van het boek met bovenstaande titel, kun je toch niet al te lang van mening verschillen. Voor wie het echt wil lezen, heb ik een advies. Doe het maar niet. Tenminste, als je graag wil lezen wat het met een man doet om zich alleen terug te trekken in de bergen in het noorden van Japan, of als je wil weten hoe hij zich off the grid redt en geniet van het buitenbestaan, lees dan dit boek maar niet, want daar gaat het niet over. Maar wil je weten waarom een getalenteerd marathonloper op de olympische spelen in Stockholm in 1912 er in het zicht van de eindstreep plotseling mee stopt, – ja dat wilde ik ook wel weten, maar de eigenlijke reden staat er ook niet in.
Ik vind het boek niks, omdat de beloofde ‘ragfijne Japanse natuurbeschrijvingen’ (volgens het Parool) alleen in hoofdstukje 1 voorkomen, omdat de beschrijving van het teruggetrokken bergleven veel te kort is, omdat er met reuzensprongen door de 20e eeuw gerend wordt – het deed me denken aan De honderdjarige man die uit het raam sprong en verdween met z’n idiote verhaallijn, want de hoofdpersoon-marathonloper zit ook nog even een paar jaar bij het befaamde Vreemdelingenlegioen, zonder al te veel noemenswaardige hinder, en zijn kinderen worden in drie bladzijden volwassen, kortom het gaat van verdichting naar vertraging zonder innerlijke noodzaak -, omdat je pas aan het eind van het boek merkt dat de reden waarom de hoofdpersoon liever niet zijn onvoltooide marathon afmaakt, misschien wel schaamte is – en die schaamte zou als kern van het boek best uitgediept kunnen worden: wat doet dat met een mens, al die jaren, in eenzaamheid – maar aan die vragen komt het boek niet toe. En het mooie van het land Japan en van de Japanse taal en stijl en beheersing enzovoort, zie de fijnzinnige haiku-cultuur met altijd een prachtige diepzinnigheid in regel drie …, die kom je in dit boek niet tegen.
Dus Mark, wat mij betreft, lees een ander boek. Bijvoorbeeld over Japan? In de Rechter Ooka-verhalen van Bertus Aafjes vind je meer Japan dan in Il guardiano della collina dei ciliegi: letterlijk ‘de bewaker van de heuvel van de kersenbomen’. Waarom zo’n boek dan in het Nederlands ‘Het jaar dat Shizo Kanakuri verdween’ moet heten? Want over dat ene jaar gaat het boek nauwelijks.
25 april 2021
_________________________________________________________________________________