Wat bomen met de grond doen

Enige tijd geleden had het waterschap aan een loonbedrijf gevraagd om rond de vijver alle opslag van jonge boompjes te verwijderen. Nee, niet alle boompjes! Een van de loonwerkers vertelde me dat hij alleen de ELS moest verwijderen, de rest mocht blijven staan: berk, vliegden en zelfs de Japanse duizendknoop mocht hij ongemoeid laten. Toen ik daarnaar vroeg en ervoor waarschuwde, leek hij van niets te weten. Een paar weken later kwamen ze wel opeens met apart materieel de duizendknoop opruimen…

Maar wat is nu de reden dat de els eruit moet en de rest mag blijven staan? De bosarbeider kon me dat niet vertellen en zei alleen iets over snelgroeiend groen en zo. Maar ja, dat is berk ook. En vogelkers en braam idem.

Ik heb me lopen afvragen wat een boom met de bodem doet, wat hij eruit haalt, of wat hij eraan toevoegt. Behalve z’n wortels in de grond steken, gebeurt er waarschijnlijk ook wel iets scheikundigs met de grond waar een boom op groeit. Na lang zoeken heb ik daarvoor twee antwoorden gevonden. Iets vergelijkbaars met de groenbemester die ingezaaid wordt als de mais van het land is: de ingezaaide wintertarwe of de mosterdplant binden de stikstof die anders uit de maisstompen zou wegspoelen. Over die bomen later een keer verder.

 

drie zeldzame planten

Jaren geleden ging ik met een boswachter van Landschap Overijssel op excursie op de zuidelijke helling van de Lemelerberg. Met hem mochten we natuurlijk buiten de gebaande wegen door het landschap struinen. Hij nam ons mee naar een vochtig dal waarin ‘de zeldzame zonnedauw’ te zien was. Opwinding alom, althans bij mij wel, want ik had die vleesetende plant nog nooit gezien. Nu klinkt dat heftiger dan het in werkelijkheid is, maar inderdaad daar zagen we een paar exemplaren…

In ‘ons’ natuurgebied staan er enkele honderden. Het ziet er rood van! Niet heel zeldzaam dus hier, maar het blijft een bijzonder plantje. Vooral op de schrale afgegraven bodem pioniert de zonnedauw: geen voedingsstoffen in de bodem? Dan maar uit de lucht vangen, die eiwitten!

De moeraswolfsklauw is een onooglijk klein, sporenplantje.

En dan nog, ontdekt door een van onze gasten, de eerste orchidee! Gezien de gevlekte bladeren denken we aan de gevlekte orchis, maar het zou ook de rietorchis kunnen zijn. Dat gaan we nog aan een deskundige vragen.

Slechtvalk versus haan

De haan die hier sinds vorig jaar koning kraaide, is niet meer. De zwart-witte Wyandotte heeft het loodje gelegd. We weten niet precies wat de doodsoorzaak is, maar de volgende dag zagen we een slechtvalk die het karkas aan het leegeten was. Ook buizerds deden mee en onze boerderijkat Kees lustte het ook wel.

We denken dat de slechtvalk, die hier twee jaar geleden broedde in de elektriciteitsmast bij de vijver, de boosdoener is. 

Hoe ver terug?

Misschien is het wel net als bij de restauratie van oude gebouwen. Je wilt een kerk in vroegere luister herstellen en je ontkomt niet aan de keuze: tot hoe ver restaureer je? Een middeleeuwse kerk heeft ook een rijk versierde katholieke periode meegemaakt, van voor de beeldenstorm zeg maar. Daarna is de kerk opgeschoond en witgepleisterd. Maar nu zijn we vier, vijf eeuwen verder en staan we voor de vraag: wat is de vorm waarin ik het gebouw weer wil laten schitteren? Gaan we terug naar de beginperiode, van direct na de bouw – die zich overigens ook over meer dan een eeuw uitstrekte in sommige gevallen! – , gaan we latere aan- en uitbouw verwijderen?

Zo loop ik een beetje landschapsarchitect en tuinman te spelen en intussen bedenk ik: wat zaag ik weg, wat snoei ik, wat ruim ik op? Voor mij is wel duidelijk dat al dat opslag van populieren de variatie niet ten goede komt. Dus weg ermee. Anderzijds zorgt al die wildgroei wel voor een mooie groene haag rond ons terrein. Oorspronkelijk bestonden de bossingels uit goed gekozen struiken: vlier, krent, laurierkers, hulst (of is die aan komen waaien – eh, ik bedoel ontstaan uit een uitgepoept pitje uit een hulstbes -) maar de struiklaag is helemaal ondergesneeuwd door het populierengeweld. Nu zeg ik al: ‘oorspronkelijk’, maar dat is nu juist wat ik bedoel met de vergelijking met de keuzes van een restaurateur. Want  wat is oorspronkelijk in onze omgeving? Hoe ver moet je terug in het Dalfser Veld om tot de ontdekking te komen dat dit gebied 130 jaar geleden nog woest en ledig was en geen bebouwing of ontginning kende? Het veenachtige gebied werd in gezamenlijk gebruik benut voor de schaapskuddes. Dus populieren hadden geen kans, denk ik…

Later een keer meer over het oorspronkelijke landschap op de plek waar we nu wonen.